7 mei 2015 – door Angelos Avgoustidis.
De heropleving van de Griekse eis tot herstelbetalingen van Duitsland is verbonden met de crisis en de gekrenkte nationale trots. Toch is de schade die de Duitsers hebben veroorzaakt gigantisch en is Griekenand nauwelijks schadeloos gesteld.
Toen de regering Tsipras na zijn aantreden eind januari 2015 openlijk de kwestie van de Duitse herstelbetalingen aan de orde stelde, waren de reacties in Europa meestal negatief: 70 jaar na de oorlog had Griekenland zeker geen recht meer op herstelbetalingen. Smalend wees men op de wanhopige financiële situatie van Griekenland die de enige motivatie zou zijn voor die claims.
Toch was het de Duitse president Joachim Gauck zelf die, in een interview in de Süddeutsche Zeitung van 2 mei 2015, erkende dat nazi-Duitsland grote misdaden in Griekenland heeft gepleegd, die onbekend zijn bij het Duitse volk, en dat er een of andere vorm van ‘wiedergutmachung’ op zijn plaats zou zijn. De morele plicht van Duitsland jegens Griekenland en andere landen die het slachtoffer van nazi-Duitsland zijn geweest, werd op diezelfde dag ook door Angela Merkel erkend. Volgens haar kan men niet zomaar een streep onder het verleden zetten.
Waarom nu pas?
Dat de crisis in Griekenland een belangrijke drijfveer is achter de eis voor herstelbetalingen, is zonder meer waar. Die eis lag er altijd al maar haast niemand geloofde dat enige vorm van schadeloosstelling ooit zou plaats vinden. Zeker niet omdat alle Griekse regeringen een goede relatie met Duitsland voorop stelden. Het was nooit “het juiste moment”. Maar toen de crisis begon in de winter van 2009-2010 (dus voor dat er sprake was van enig ‘hulpprogramma’), waren de Grieken geschokt en verontwaardigd door de negatieve, beledigende en zelfs racistische commentaren die ze van Duitse media en Duitse hoogwaardigheidsbekleders over zich heen kregen. Andere Europese media waren ook niet mals met hun kritiek maar de Grieken waren vooral gefixeerd op Duitsland. Men voelde zich weer als ‘Untermensch’ behandeld en in een mum van tijd werden de Griekse televisieschermen gevuld met gruwelbeelden uit de bezettingstijd. Professor Hagen Fleischer, van de Universiteit van Athene, zei ooit dat de terminologie die een deel van de Duitse pers gebruikte om Griekenland en de Grieken te karakteriseren, ongeveer dezelfde was als die de Duitse commandant gebruikte voor de bewoners van het stadje Kalavryta, dat het Duitse leger in december 1943 totaal vernietigde en alle mannelijke inwoners daarvan executeerde. Fleischer is een autoriteit op het gebied van de Duitse bezetting in Griekenland en diegene die het nazi-verleden van ex-secretaris generaal van de VN, Kurt Waldheim, heeft ontdekt.
De Grieken voelden zich al in 2009-2010 vernederd en opeens was de kwestie van de achtergebleven herstelbetalingen weer actueel. Onder druk van de publieke opinie en van de oppositie moest in 2012 de toenmalige Griekse regering een juridische commissie instellen om de zaak te onderzoeken. Een jaar later lekte de conclusie van die commissie uit: de Griekse aanspraken op Duitsland zouden nog steeds geldig zijn. Maar de regering toonde geen haast in deze zaak vanwege de moeilijke betrekkingen met Berlijn. Uiteindelijk heeft de nieuwe regering Tsipras in april 2015 de aanspraak van Griekenland officieel gemaakt en de schade begroot op 279 miljard euro.
De schade van de Duitse bezetting
Dat nationale trots en verontwaardiging de belangrijkste oorzaak is voor de heropleving van de eis tot herstelbetalingen neemt niet weg dat de materiële en immateriële schade die nazi-Duitsland in Griekenland heeft veroorzaakt gigantisch is geweest en dat Griekenland daarvoor niet of nauwelijks schadeloos is gesteld.
De Duitsers bezetten Griekenland van april 1941 tot oktober 1944. In die drie en een half jaar hebben zij vreselijk huis gehouden, erger dan in andere bezette landen, met uitzondering misschien van Rusland, Joegoslavië en Polen. Griekenland werd gezamenlijk bezet door Duitsland, Italië en Bulgarije. Maar verreweg de meeste schade hebben de Duitsers aangericht. Een door de Griekse regering ingestelde commissie direct na de oorlog kwam in 1946 met een uitvoerig en gedetailleerd rapport (rapport Doxiadis) waarin sprake is van een schade van 17,8 miljard vooroorlogse dollars, equivalent aan het cumulatief nationaal inkomen van 33 jaar, of het staatsbudget van 133 jaar (berekend op basis van de koopkracht van 1938).
Behalve de infrastructuur die bijna in zijn totaliteit is verwoest, hebben de Duitsers nog vele honderden dorpen totaal of gedeeltelijk vernietigd. Op 93 ervan past het predicaat ‘holocaust’. Dat wil zeggen dat alle huizen zijn geplunderd en verbrand en op zijn minst alle mannelijke inwoners zijn geëxecuteerd. Vaak werden ook vrouwen en kinderen op gruwelijke wijze vermoord of levend verbrand. Er zijn natuurlijk ook nog duizenden slachtoffers van vergeldingsmaatregelen, die individueel of in groepen zijn geëxecuteerd. Het aantal doden is aanzienlijk. Behalve de 60.000 Joden die zijn afgevoerd (46.000 vanuit Thessaloniki alleen al), zijn vele duizenden burgers geëxecuteerd. Daar bovenop komt nog een onbekend aantal mensen die de hongerdood zijn gestorven omdat de bezetters beslag legden op alle levensmiddelen. Bijna 400.000 mensen overleefden de oorlog niet, volgens het rapport Doxiadis. Met uitzondering van enkele harde Bulgaarse etnische zuiveringsacties in Grieks Macedonië (Drama, Doxato) waren het allemaal Duitse wraakacties, vaak uitgevoerd met de medewerking van Griekse collaborateurs.
In de vredesconferentie van Parijs in 1946, waarin ook Griekenland participeerde, hebben de overwinnaars aan Duitsland herstelbetalingen opgelegd van 7,1 miljard dollar (prijzen van 1938). Daarvan is aan Griekenland 3,5% toegewezen, d.w.z. 248 miljoen dollar. Daarnaast komt nog de lening die de Griekse Centrale Bank in 1942 aan de bezettingsmacht moest toekennen, op een moment dat de uitgehongerde bevolking letterlijk op straat stierf. Het geld werd niet alleen gebruikt voor het onderhoud van het Duitse leger in Griekenland maar ook voor de operaties van Rommel in Afrika. Het was een unieke officiële lening van staat tot staat, die aan geen enkel ander land is opgelegd en die Berlijn aan het eind zelfs begon af te lossen. Aan het eind van de oorlog bleef een bedrag van 475 miljoen Reichsmark over. Als men de 248 miljoen dollars en de 475 miljoen Reichsmark gaat omrekenen in euro’s en dan nog de rente meetelt, zijn dat duizelingwekkende bedragen. Die bedragen zijn natuurlijk een schatting en afhankelijk van vele factoren en berekeningen, maar in alle gevallen gaat het om erg veel geld. De laatste berekening door de Griekse regering luidt: 279 miljard euro.
Heeft Griekenland recht op herstelbetalingen?
De verschillende Griekse regeringen zijn vanaf het begin vrij coulant geweest met Duitsland. In Griekenland was de regering in Athene na de oorlog in een conflict gewikkeld met de linkse guerrilla’s die eerder tegen de Duitsers hadden gevochten. Het regeringsleger had de steun van de Britten en de Amerikanen. Het ‘Volksleger’ kon rekenen op de steun (vooral verbaal) van Joegoslavië en het Oostblok. De burgeroorlog duurde tot de zomer van 1949 en was in feite de eerste echte botsing van de Koude Oorlog. In die omstandigheden kon Athene zich niet permitteren Duitsland en het westerse blok te verzwakken door herstelbetalingen te eisen. Dat werd al in 1948 met zoveel woorden gezegd in een vergadering van een commissie van de Griekse regering over ‘de Duitse kwestie’.
De Amerikanen hadden al vanaf 1946 besloten West-Duitsland in het westerse kamp als partner op te nemen. Het Marshall-plan, gelanceerd in 1947 en bedoeld om de economie van West-Europa weer op te bouwen, baseerde zich op het herstel van West-Duitsland. Dit land moest vooral niet worden verzwakt door herstelbetalingen.
De kwestie werd voorlopig formeel geregeld door de schuldenconferentie van Londen in 1953. Eventuele eisen zouden moeten wachten tot de hereniging van Duitsland. Anders dan velen geloven, was de conferentie van Londen dus niet een definitieve, maar een voorlopige regeling. En daardoor was het voorlopig ook gedaan met de Griekse schadeclaims.
Toen Duitsland in 1990 herenigd werd gebruikte de toenmalige regering Kohl, in plaats van een vredesverdrag, de zogenaamde “Twee-plus-Vier” formule, dwz een verdrag tussen de twee Duitslanden en de vier grootmachten. Sommige juristen zien dit als een manoeuvre van Kohl om onder de in 1953 uitgestelde herstelbetalingen onderuit te komen. Der Spiegel schreef ooit dat op deze manier andere landen en eventuele schuldeisers, zoals Griekenland, expres buiten de deur zijn gehouden. De boodschap van Der Spiegel aan Griekenland is duidelijk: “Je had in 1990 moeten aankloppen, nu ben je te laat”.
Wat de verplichte lening uit 1942 van 475 miljoen Reichsmark betreft, die is door alle Griekse regeringen als een losstaande kwestie gezien die niet onder het verdrag van Londen zou vallen en Athene heeft dan ook regelmatig om de terugbetaling ervan gevraagd. Maar het verzoek werd systematisch door Bonn afgewezen of op de lange baan geschoven. Op dit moment worden alle eisen afgewezen zonder uitleg. Soms hoor je het argument dat de zaak verjaard is.
Karakteristiek voor dit spel van ontwijken, druk uitoefenen en uitstellen is het bezoek van de toenmalige Griekse premier Karamanlis en diens minister van BZ, Averof, in november 1958 aan Bonn. Er was toen sprake van de mogelijkheid van een lening van 200 miljoen DM en van verdere private leningen en investeringen. In ruil daarvoor eiste Bonn de stopzetting van rechtszaken tegen Duitse oorlogsmisdadigers en de vrijlating van Max Merten, de ‘slager van Thessaloniki’ die de deportatie van de joden van Thessaloniki had georganiseerd. Merten, een oud officier van Justitie en intussen een invloedrijke man in West-Duitsland, was in Griekenland in 1957 door een overijverige ambtenaar per ongeluk gearresteerd en zat sindsdien in de cel.
Athene gaf toe. Begin 1959 sloot Griekenland inderdaad zijn bureau ter afhandeling van oorlogsmisdaden en droeg alle 800 dossiers over aan de Westduitse Justitie. (Alle zaken werden overigens door de rechtbank van Bremen geseponeerd als oorlogshandelingen.) Merten zelf is, onder druk van het Griekse Parlement, wel berecht en tot 25 jaar veroordeeld. Maar enkele maanden later, werd hij toch vrijgelaten en naar Duitsland gestuurd.
Griekenland kreeg inderdaad zijn lening plus 100 miljoen aan privé leningen en investeringen maar sindsdien hebben de Duitsers jaren lang vol gehouden dat er afspraken waren gemaakt met Karamanlis, en dat Griekenland zijn eisen om terugbetaling van de bezettingslening had ingetrokken. Er was geen enkel bewijs daarvan en Karamanlis ontkende. De zaak heeft tot begin 1967 geduurd, voordat de Duitsers officieel erkenden dat Griekenland inderdaad geen afstand had genomen van zijn aanspraken. Drie weken later kwamen de kolonels in Griekenland aan de macht en hun dictatuur duurde zeven jaar. Na de val van de kolonels had de prille democratie weer alle steun nodig, ook van Bonn.
Zo is het steeds gegaan. De politieke instabiliteit, de moeilijke relatie met Turkije, de Cyprus kwestie (altijd in een ‘kritieke fase’), de EEG kandidatuur, de euro. Griekenland had soms economische dan weer (geo)politieke steun nodig en moest steeds buigen voor Duitsland. Het was nooit “het juiste moment”. Een keer slechts, op 10 november 1995, heeft Athene in een nota aan de Duitsers laten weten dat “Griekenland geen afstand heeft genomen van zijn eisen tot schadeloosstelling en herstelbetalingen”. Daar hebben de Duitsers niet op gereageerd. Men zegt dat de Duitse regering die brief niet eens in ontvangst wilde nemen.
De claims van de particulieren. De 93 ‘holocaust’ dorpen
De laatste twintig jaar doet zich een ander verschijnsel voor. Moe van het wachten hebben oude slachtoffers of hun erfgenamen zich tot de rechter gewend. Het meest bekende geval is dat van het dorp Distomo, een van de 93 dorpen waarop het predicaat ‘holocaust’ van toepassing is.
Distomo is een dorp in Centraal Griekenland, niet ver van Delphi. Het werd op 10 juni 1944 door de SS aangevallen omdat net daarvoor, in een gevecht met de partizanen in de omgeving, meer dan 40 doden aan Duitse kant waren gevallen. De SS vielen systematisch alle huizen binnen, vermoordden iedereen die zij konden vinden en staken de huizen in brand. In totaal 218 doden, meestal vrouwen en kinderen.
Voor de duidelijkheid moet hier worden gezegd dat er na de bevrijding nauwelijks enige aandacht was voor de meeste van die ‘holocaust’ gevallen. Op een paar monumenten na zijn de gebeurtenissen in Distomo en elders vrij snel toegedekt en vergeten. De slachting in oktober 1943 in het dorp Lingiades bijvoorbeeld, dat in 2014 door de Duitse President Gauck is bezocht, is pas in de jaren ’80, door een Duitse onderzoeker ontdekt en bekend gemaakt: Christoph Schminck-Gustavus, zag de ruïnes, ging met de bewoners praten en kwam zo achter de feiten.
Een reden voor dit gebrek aan aandacht is natuurlijk dat Griekenland nauwelijks de middelen had om voor de slachtoffers te zorgen. Belangrijker is echter dat Griekenland direct na de bevrijding het toneel werd van een niets ontziende burgeroorlog die bijna vijf jaar duurde. Links, met de communistische partij voorop, dat het hardst tegen de Duitsers had gevochten, werd in de burgeroorlog verslagen. Rechts, met steun van Engeland en Amerika, triomfeerde. De oude vrijheidsstrijders werden voor criminelen uitgemaakt terwijl de daden van de ex-collaborateurs geen aandacht kregen. Vaak kregen de partizanen zelfs de schuld dat zij de misdaden van het bezettingsleger geprovoceerd zouden hebben. Het staatsapparaat, vooral politie en leger, was vol met ex-collaborateurs en aanhangers van de vooroorlogse dictator Metaxas.
Het is pas na 1981, toen Links voor het eerst in de geschiedenis aan de macht kwam, dat er aandacht was voor het Griekse oorlogsverleden. Toen begonnen de slachtoffers zich te roeren en contact met elkaar te zoeken. Toen kwamen er ook eindelijk overal monumenten. De ‘holocaust’ dorpen houden nu gezamenlijke congressen en organiseren hun strijd. Hun eis is simpel. Zij willen schadevergoeding. Een belangrijke figuur daarin is de onverzettelijke Manolis Glezos, 93 jaar, oud verzetsstrijder, nu Europarlementariër voor SYRIZA. Glezos is een symbool in Griekenland van de vrijheidsstrijd omdat hij in 1941, samen met een vriend, de Duitse vlag van de Akropolis haalde.
Distomo is het eerste dorp dat in 1997 naar de Griekse rechter stapte en schadevergoeding van Duitsland eiste. Na een lange en moeilijke juridische strijd tot en met het Hooggerechtshof kreeg het dorp in 2000 gelijk en werd een schade van 9,5 miljard drachmen (28 miljoen euro) toegewezen. De Griekse overheid was daar bepaald niet gelukkig mee. Vooral niet toen Duitsland weigerde te betalen en de rechter – volledig volgens de wet – bepaalde dat er dwangmiddelen moesten worden toegepast. Een deurwaarder verscheen voor het Goethe Institut in Athene. Geschrokken schortte de regering de uitvoering van het vonnis op.
De zaak Distomo was geblokkeerd. Maar even later stapte het dorp naar de rechter in Italië. Ook in Italië was een dergelijk geval geweest in 1944 en de rechter gaf in 2008 het Toscaanse dorp Civitela gelijk. Distomo sloot zich daarbij aan en vroeg om de uitvoering van het Griekse vonnis in Italië. Duitsland tekende bezwaar aan maar de Italiaanse rechter gaf Distomo gelijk. Distomo maakte namelijk gebruik van de bevoegdheid die Italiaanse rechters hebben om schendingen van mensenrechten, waar dan ook ter wereld, te berechten. Plotseling was er ongerustheid in Berlijn, want dit liep uit de hand. Berlijn stapte naar het IGH in Den Haag met het argument dat een rechter van een ander land niet bevoegd is om over Duitsland recht te spreken, zeker niet als het een derde land betreft. Het IGH gaf in 2012 Duitsland gelijk. Desondanks kwam twee jaar later de Hoge Raad in Italië op de zaak terug, oordeelde dat de mensenrechten boven alles staan en bleef bij zijn vonnis.
Met andere woorden, Berlijn is nog niet klaar met deze zaak en er kunnen meer zaken volgen omdat de slachtoffers zich nu beter organiseren. Het is bijvoorbeeld bekend dat ook de Israëlitische Gemeenschap van Thessaloniki in februari 2014 naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is gestapt om de teruggave te vragen van het losgeld dat in 1943 (tevergeefs) aan de Duitse bezetters is betaald. De Gemeenschap kreeg de steun van het World Jewish Congress. Volgens een bron zou het om meer dan 25 miljoen euro gaan.
Een nieuw feit is dat bij de behandeling door het IGH in 2012 de Griekse staat met zijn juristen aanzijzig was om Distomo te verdedigen. Dit is een omkeer in het officiële Griekse beleid van ‘low profile’ en het Duitse Ministerie van BZ was zeer ontstemd daarover.
Heeft Duitsland tot nu toe niets betaald?
Duitsland heeft inderdaad geprobeerd iets van de schade goed te maken. In 1960 gaf Bonn 115 miljoen DM voor de slachtoffers van “raciale, religieuze en ideologische vervolging”. Dit refereert duidelijk aan de Joodse slachtoffers. Dat zelfde jaar kwam nog eens 25,5 miljoen dollar voor diegenen die tijdens de bezetting geleden hebben. Tenslotte kwam in 2002 nog een bedrag van 20 miljoen euro voor Griekse burgers die als ‘zwangsarbeiter’ in Duitsland hebben gewerkt.
Dit waren echter losse gebaren en ze kwamen in geen geval tegemoet aan de oude eis van Griekenland tot schadeloosstelling. Duitsland beperkt zich tot oprechte spijtbetuigingen en allerlei programma’s (zoals educatieve en culturele) om de twee volkeren dichter bij elkaar te brengen. Het Goethe Institut is in dat opzicht heel actief. Het is zeker niet toevallig dat een groot deel van de Griekse culturele en politieke elite tijdens de zeven jaar van de dictatuur (1967-1974) zich in Duitsland schuil heeft gehouden en daar goed is ontvangen. Maar van echte betalingen wil Duitsland niets weten.
Wat wil Griekenland nu?
Het beeld is nog vaag. Iedereen beseft natuurlijk dat Duitsland op dit moment moeilijk aan herstelbetalingen kan beginnen. Een precedent wordt dan geschapen en Griekenland is niet het enige land dat door de nazi’s is verwoest. Toch heeft het Parlement een commissie gevormd die de zaak gaat bestuderen en uiteindelijk tot het nemen van stappen over wil gaan. Het ziet er naar uit dat het meer een initiatief is van de voorzitter van de Kamer dan van de regering zelf. In ieder geval wil men de zaak niet meer laten liggen. Tijdens zijn eerste bezoek aan Berlijn heeft Minister van Buitenlandse Zaken Nikos Kotzias voorgesteld om een gezamenlijke commissie van deskundigen in te stellen die gaat onderzoeken hoe de zaak nu juridisch in elkaar zit. Op basis daarvan kan men verder praten. Maar Duitsland weigert ieder gesprek daarover met het argument dat de zaak opgelost is. Zonder overigens uit te leggen hoe en waarom die opgelost is.
Bij de roep om herstelbetalingen gaat het niet alleen om geld. In officiële verklaringen hoort men regelmatig dat het ook een morele plicht is tegenover de slachtoffers van de nazi’s. Dat kan zo zijn. Het zijn tenslotte politici die dat zeggen. Maar voor een getergd volk is de eis tot herstelbetalingen een middel om terug te slaan. Men is teleurgesteld in Europa, woedend op Duitsland en tegelijk moe van het wachten tot “het juiste moment”.
Velen roepen de Grieken op om realistisch te zijn. Maar na 5 jaar van catastrofale crisis is ‘realisme’ te veel gevraag.